In ‘Metropolis #1’ van Het Nationale Theater en Stichting Trouble Man worden de nodige vraagtekens gezet bij de scholencompetitie waarbij scholen het predikaat ‘excellente school’ kunnen verdienen **
Opnieuw schuwt Casper Vandeputte de grote thema’s niet. Na De ziekte die jeugd heet en somedaymyprincewill.com maakt hij met Speeldrift een filosofische voorstelling waarin hij de moraal van de moderne maatschappij aan de kaak stelt. Met Rik van den Bos bewerkte hij de gelijknamige roman van Juli Zeh. Het is zijn laatste productie bij de Toneelschuur en een samenwerking met het Nationale Toneel, waar hij voor de komende vier jaar heeft getekend. Met vier sterke acteurs, een verrassende vormgeving en de nodige humor levert hij opnieuw een stuk van hoog niveau af.
‘Het zoeken naar zin is een afvalproduct van het menselijk denken,’ zegt hoofdpersoon Ada (Mariana Aparicio Torres) al op haar twaalfde. De intelligente tiener weet op geen enkele school te aarden; ze vindt iedereen maar dom en oninteressant. Tot ze op haar nieuwe school Alev (Vincent van der Valk) ontmoet, een half-Egyptische, wereldwijze jongen die met knotje en glimmende handschoentjes een opvallende verschijning is. Net als zij trekt hij zich niets aan van de normen en waarden die mensen hanteren om het leven draaglijk te maken.
De vloer staat vol rijen houten stoelen waartussen de acteurs zich bewegen. Ze zijn zowel personage als verteller, waarbij ze uit hun rol stappen om het verhaal in de derde persoon te vertellen. Het is een verfrissende regiekeuze en geeft het verhaal lucht. Stefan de Walle en Tamar van den Dop schakelen moeiteloos tussen diverse rollen en representeren als docent of ouder de wereld waartegen de twee tieners zich zo hard afzetten. De acteurs creëren een concentratie die je verbeelding aan het werk zet. Heftige gebeurtenissen als de aanranding van Ada of de zelfmoord van een docent die van het dak springt krijgen overtuigend vorm in je fantasie, terwijl je alleen een stoel en een lege vloer ziet. Het effect is groots wanneer Alev de rijen stoelen omhoog kantelt tot houten torens en de losse stoelen op een grote hoop smijt.
De wereld bestaat niet uit goed of kwaad, zegt Alev, maar uit iets of niets. En uit angst voor dat niets gaat de mens op zoek naar zingeving, naar een doel. Het is als een kruiswoordpuzzel waarbij je het eerste woord verkeerd hebt ingevuld: een zinloze opgave. Ada en Alev zien de wereld als een spel dat gespeeld dient te worden, zonder moraal of god. Met dat verschil dat hij lol aan het spel beleeft en zij wordt overheerst door neerslachtige onverschilligheid. Alev bedenkt een plan waarin Ada de gymleraar verleidt om hem in hun macht te krijgen. Maar wat ze zelf niet verwachten gebeurt: Ada blijkt toch tot een soort van liefde in staat. Tegen haar eigen wil in wordt ze geraakt door de passievolle gymleraar, die door de erotische affaire opleeft uit zijn ingedutte bestaan.
De vraag rest wat Vandeputte met deze nieuwe moraal – of eigenlijk het ontbreken ervan – heeft willen zeggen. Het is een mooi gegeven om opnieuw naar onze normen en waarden te kijken. Want zijn die nog wel geldig in deze maatschappij vol individualisme, terrorisme en een afnemend geloof in god? Ada en Alev maken hun eigen regels, maar hun spel loopt uit de hand. Vandeputte roept met Speeldrift interessante vragen op over hoe we met elkaar moeten omgaan in deze steeds veranderende samenleving.
(foto: Sanne Peper)