Mesut Arslan trekt geleidelijk de menselijke verhoudingen in ‘Who’s Afraid of Virginia Woolf’ open en laat die uitgroeien tot een politiek conflict. Een dat hallucinante allures aanneemt van volksmennerij en verdorven machtspelletjes.
Who’s afraid of Virginia Woolf? (1962) van Edward Albee is een halve eeuw oud en in die tijd is het zo ongeveer de maatstaf geworden voor toneelteksten over elkaar psychologisch en verbaal bestrijdende stellen. Over het slagveld van het huwelijk. Het stuk werd verfilmd (met Elizabeth Taylor en Richard Burton in de hoofdrollen) en wordt nog regelmatig gespeeld. Het is niet alleen een stuk waar het publiek graag naar toe gaat, maar de hoofdrollen vormen ook een gewilde uitdaging voor acteurs.
In Who’s afraid… raakt het huwelijk van Martha en George in zwaar weer wanneer ze na een feestje bij Martha’s vader thuis nog even verder doorzakken in het gezelschap van het jonge stel Nick en Honey. Binnen de kortste keren lopen dankzij de royaal vloeiende drank de emoties hoog op en proberen George en Martha elkaar onbarmhartig onderuit te halen. Ze schuwen geen verbaal of psychologisch middel om elkaar te lijf te gaan en om oud zeer opnieuw in rekening te brengen. Het pasgetrouwde stel wordt in de strijd meegesleept en komt daar niet ongehavend uit.
Als na de pauze George genadeloos Martha alle illusie ontneemt, ontstaat even een situatie waarin iets zichtbaar lijkt van de genegenheid die ze ooit ook voor elkaar gevoeld moeten hebben. (Ook, want carrièreperspectieven lijken een minstens zo belangrijke reden voor hun huwelijk). De louterende waarheid zonder verhullende fantasieën biedt hun misschien een kans om elkaar weer te vinden.
Who’s afraid of Virginia Woolf? is zo vaak gespeeld (dit seizoen nog door Dood Paard), dat je mag veronderstellen dat het toneelpubliek in grote lijnen bekend is met de inhoud ervan. Voor wie dat geldt komt de onthulling in het stuk niet als een verrassing. Dat draagt er in deze door Erik Whien bij de Toneelschuur geregisseerde voorstelling aan bij dat de aandacht uitgaat naar ‘hoe het wordt gespeeld’.
Ook omdat de personages het je niet echt makkelijk maken om je met hen te identificeren, blijft een zekere afstand bestaan. Al word je als toeschouwer soms geraakt door wat dit viertal elkaar aandoet. Daardoor krijgen in de eerste twee bedrijven de komische kanten van de destructieve, geraffineerde spelletjes de meeste nadruk. Pas het laatste deel appelleert aan een gevoel van medeleven.
Het lichte, strak ingerichte decor bevat nog wel een raadseltje. Midden in de kamer achter de zitbank hangt een forse kopie van Barnett Newmans schilderij Who’s afraid of red, yellow and blue III. Volgens George is het een weergave van Martha’s zielenroerselen. Na de pauze is het verdwenen.
Who’s afraid… is niet alleen een aantrekkelijk toneelstuk maar het biedt acteurs ook uitdagende rollen. Jacob Derwig zet George ijzersterk neer: verbaal superieur met zijn sardonische opmerkingen en zijn in welsprekendheid verpakte beledigingen. Maar tegen het ontluisterende geweld van Martha heeft hij lang geen verweer. Ook Maria Kraakman (Martha) overtuigt als de energieke, vaak wat ordinaire echtgenote die meedogenloos op de man speelt. De rollen van Honey en Nick krijgen een mooie vertolking door Kirsten Mulder en Sanne den Hartogh.
Erik Whiens Who’s afraid of Virginia Woolf? biedt geen nieuwe kijk op de tekst, maar de heldere regie en het uitstekende spel zorgen voor een alleszins aantrekkelijke voorstelling.
Foto: Sanne Peper