Eén ding staat meteen vast als je de theatertent betreedt: het gaat hier verschrikkelijk gezellig worden. De toneelspelers van De Theatertroep zetten vanaf de inloop de toon, door het publiek op passief-agressieve, dwingende wijze bij dit buurtfeest te betrekken: dansen zullen we, verdomme, en leuk zal het worden. (meer…)
In een hoekje van De Parade staat Café IK, een tent waar met enig stampen vijftig mensen in passen. En die zitten er, hoe zuur het weer en hoe leeg het terrein ook is, om te kijken naar de afleveringen van Vaudeville van De Theatertroep. De groep combineert humoristische sketches – van Shakespeare tot Van Kooten en De Bie – met acrobatiek, zang en slapstick. Ze werpen er een nieuw licht op en vinden er een nieuw publiek voor.
Voordat de mannenpraatgroep van start kan gaan, moeten de deelnemers eerst het minimale podium op, twee pallets breed, vier stoelen die steeds bijna van het randje vallen, een waterkoker en een theepot. Veel onhandiger dan hoe zij het aanpakken, kan het niet. Als iedereen eenmaal opgehesen is, wordt er van een plank een tafel geïmproviseerd voor theekopjes, -schoteltjes en -lepeltjes. Een andere plaats dan tussen de benen van een praatgroeplid door is daar niet voor te vinden. Er wordt virtuoos ingeschonken, en intussen praten de mannen over de dubbelheid van het man zijn en dat het best wel moeilijk is om daarmee klaar te komen. Ze gaan samen fijn bezig om die hele neukdwang eraf te schillen, en intussen blijven ze liggen met een enorme rugzak aan schuldgevoelens. Gaandeweg verdwalen ze in tegen elkaar opbieden over hoe arm ze zijn opgegroeid. De parodie op de vrouwenpraatcultuur van de jaren zeventig is van Koot & Bie, de armoede in de overtreffende trap van Monty Python.
Door de teksten totaal serieus te brengen, niet te overdrijven en niet te mikken op de lach, krijgen ze een frisse uitvoering. De Theatertroep laat zien dat ze totaal niet gedateerd zijn. Dat geldt ook voor het Annie M.G. Schmidt-programmaatje van de twee vrouwen uit het jonge theatercollectief. Ze beginnen met Het prenatale, waarin een juffrouw in dialoog met een ambtenaar van dienst vooraf afweegt of ze wel geboren wil worden. Het is een mooie manier om de voor- en nadelen van het menselijk bestaan te belichten. Het is een tekst van vijfenzestig jaar oud, geschreven voor journalistencabaret De Inktvis. Tussen de sketchjes en gedichten door zingen de meiden aangenaam en a cappella Circusliedje en Zeur niet.
De derde korte voorstelling die ik zag, Beul en wachters, combineert een knee play van Shakespeare met een act de vroeg twintigste-eeuwse komiek Karl Valentin en weer Monty Python. De halve groep doet dat vanuit een veel te krappe kist. De voorstelling die ik niet zag, is een huwelijk van Some like it hot, Ionesco en Poelmo, slaaf van het zuiden. En ze doen ook nog wat met een band. Alle voorstellingen kosten een euro; de reden daarvoor is weer een act op zich.
De werkwijze van het collectief is verwant aan die van Maatschappij Discordia. De teksten zijn goed gekozen, goed gemonteerd en gespeeld, en verfrissend gebracht. Met Vaudeville was De Theatertroep een van de smaakmakers van de eerste Paradeweek.
Foto: Erik van ’t Hof