Van de komische opera Fantasio van de beroemde Frans-Duitse componist Jacques Offenbach (1819-1880) had ik nog nooit gehoord. Offenbach is bekend van één onvoltooid gebleven opera, het romantische sprookje Hoffmanns Vertellingen, en van bijna honderd operettes, die mij meestal nogal tegenvallen, omdat ik de ironie en de satire niet meer kan plaatsen. (meer…)
Als Fransozen iets een opera comique noemen ben je gewaarschuwd, want meestal valt er niet veel te lachen en duidt de titel vooral op de aanwezigheid van gesproken dialogen en een lichtvoetige stijl. Zo is het ook met Massenets opera comique Manon.
Eigenlijk is het een tragedie van de bovenste plank over een meisje dat onderweg naar het klooster de verkeerde vriendjes tegenkomt, moet kiezen tussen liefde en luxe en uiteindelijk sterft in de gevangenis. Opera Zuid deed zijn best om er toch nog iets vrolijks van te maken en actualiseerde de opera uit de Belle Epoque met zuurstokroze minijurkjes, straatschoffies in leren broeken en heel veel hoge hakken en kinky decolletés.
En aangezien de opera comique de voorloper van de operette is werd ook bariton Marco Bakker van stal gehaald. Bakker is inmiddels de zeventig ruim gepasseerd, maar heeft zichzelf op het podium nog niet overleefd. Voor de rol van de Comte des Grieux bleek hij in elk geval prima gecast. Regisseur Lotte de Beer maakte voor Opera Zuid een mooie, frivole en laagdrempelige moderne enscenering die het waard is gezien en gehoord te worden. Een productie die misschien wel meer recht doet aan de dramatische kanten van het verhaal dan aan de Franse zwierigheid, maar die keuze is haar goed recht.
Ook muzikaal valt er genoeg te genieten met een overdaad aan jonge, frisse stemmen. Sopraan Kim Savelsbergh liet een bewonderswaardige Manon horen en gaf de rol qua karakterontwikkeling ook een bijna vanzelfsprekende geloofwaardigheid mee. In de Spaanse tenor Rafael Vasquez Sanchiz vond zij een waardig tegenspeler. Maar eerlijk is eerlijk, vooral Ivan Meylemand bleek voor mij de ontdekking van de avond. De voormalige trombonist van het Koninklijk Concertgebouworkest profileerde zich hier als een uitmuntend dirigent die het Limburgs Symfonie Orkest met veel gevoel voor detail, soepele tempi en Franse élégance door de partituur heen loodste. Na Jaap van Zweden (ooit concertmeester van het Concertgebouworkest) lijkt het KCO wederom een dirigeertalent te hebben voorgebracht.
Er is echter een groot probleem met deze voorstelling en het verbaast mij zeer dat haast geen enkele van de recensenten dit opmerkt. Er is bijna er een kwart van de opera weggestreept. Sinds wanneer maakt hier de regisseur uit wat belangerijk is en niet de componist. Hij heeft die muziek niet voor niets geschreven. SCHANDE!