Schoenen uit. Spullen in een locker. Dan een minitentje in. Daar wacht een man in een eenvoudig jurkje. Hij leest met zachte stem een sensueel liefdesgedicht voor. Je krijgt een koptelefoon aangereikt. ‘U wordt strakjes aangeraakt. Bent u daar ok mee?’ ‘Nou ja, doe maar. Ik ben hier nou toch.’ (meer…)
Fluiten in het donker. Zo klinkt de juichende Nieuwsflits van het Internationaal Danstheater, de nieuwsbrief van het noodlijdende gezelschap. Geen subsidie meer, geen dansers of musici meer (niet in vaste dienst althans), nog aftastend wat een artistieke formule is waarmee én recht kan worden gedaan aan de oorsprong (folkloredans) én een eigen plaats kan worden verworven in het hedendaagse circuit, met nadruk op eigen.
Want het zal wel een aanvulling moeten zijn; aan meer van hetzelfde heeft niemand wat. Met ID op Maat is een nieuw verdienmodel gelanceerd: wie wil kan het ID boeken, voor feesten en partijen, festivals of bedrijfsevenementen. Het klinkt tegelijkertijd wanhopig en moedig.
Wat dat betreft komt Mannen van de tango mooi op tijd. De tango is immers in de negentiende eeuw ontstaan onder (voornamelijk) mannelijke immigranten in Buenos Aires en Montevidéo, die hun harde bestaan met de moed der wanhoop bestreden door te dansen in de kroegen van de ‘slechte buurten’ van de Zuid-Amerikaanse steden.
Neel Verdoorn, die eerder choreografieën maakte voor Djazzex, Korzo, Scapino Ballet Rotterdam en enkele buitenlandse gezelschappen, maakt in samenwerking met acht dansers (vier mannen in pak, vier vrouwen in roze en paarse jurken) en tango-ensemble Zárate een avondvullende voorstelling gewijd aan wat wel ‘de verticale uitdrukking van het horizontale verlangen’ wordt genoemd. Verdoorn is duidelijk niet onbekend met de tango en weet karakteristieke eigenschappen soms mooi uit de traditionele tango los te weken: de flitsende beenbewegingen, het staccato wenden van het hoofd, korte, bijna ongeduldige accenten. In diepe posities met wijd uitgestrekte armen komt het langoureuze en sensuele terug.
Van erotische spanning is echter nauwelijks sprake in de opeenvolging van ensemble-, mannen-, vrouwen-, paar- en solodansen. Niet alleen omdat de fusie tussen hedendaagse elementen en tangopassen wat plichtmatig en weinig prikkelend oogt en nogal vaak in herhalingen vervalt (weer dat jaspand, weer dat gesleep met die toch al weinig originele stoel of kruk) maar ook omdat de dansers, op Michael Sastrowitomo en William Lü na, het wellustig beheerst-sensuele van de tango niet in hun lijf hebben zitten.
Het mechaniek is er natuurlijk, dat is het punt niet, en Dries van der Post, die in een grijs verleden al eens optrad in een tangovoorstelling (Ocho, 1997), is in staat er een eigen invulling aan te geven die past bij zijn lange lijnen en oersympathieke toneelpersoonlijkheid. Maar juist daarvoor gunt Verdoorn hem te weinig ruimte. Dan duren tachtig minuten lang, ook al zijn het geen onaangename tachtig minuten. Maar ook het gekozen muziekrepertoire biedt maar een vrij enge blik op het tangorepertoire, en de kostuumwissel naar knalrode avondjurken voor de slotscène verandert niets aan die indruk van eenzijdigheid en herhaling.
En zo blijft het Internationaal Danstheater zoekende. Met Mannen van de tango onderscheidt het zich niet dramatisch van ‘gewone’ tangoshows, die tegenwoordig, net als flamenco-voorstellingen, vaak worden verrijkt met elementen uit de hedendaagse dans. Daar ontstaat vaak wel de meerwaarde die hier ontbreekt. Waar het ID zich dan mee zou moeten bezighouden? Obscuurdere dansstijlen en -genres? Steeds meer lijkt het afschudden van de oorspronkelijke, folkloristische veren een vergissing.
(foto: Robert Benschop)
Noodlijdend zijn we niet om mee te beginnen, we hebben gelukkig een mooie toekomst in het verschiet; ik weet niet waar die opmerking op gebaseerd is want volgens mij heeft de recensent geen inzage in onze boeken. We zijn inderdaad een, zoals dat heet, productie gebonden organisatie geworden, eigenlijk net als zo’n beetje alle gezelschappen, behalve de 4 grote die nog een paar dansers en musici in dienst hebben, ja. Wat is daar mis mee? Er wordt een beeld en een sfeer geschetst van treurnis en droevigheid die ik helemaal niet herken, en waarvan ik me ook afvraag waar Francine dat vandaan haalt. We zijn hartstikke hard en enthousiast aan de gang met een heel klein clubje mensen om er het beste van te maken gezien, inderdaad, de omstandigheden. Ja, we hebben ID op Maat geïnitieerd omdat we nog stikken van het erfgoed wat heel goed uitgebaat kan worden in het commerciële circuit. Niet iedereen kan dat doen, wij wel. Goddank. Ik ben daar blij mee en bedank even voor de zure reactie daarop. Verder mag men natuurlijk alles vinden van de voorstelling maar om te zeggen dat het niet zoveel verschilt van ‘gewone’ tangoshows gaat mij echt te ver. De voorstelling is in geen enkel opzicht een show en kent een begin, midden en een eind, dramaturgisch reuze doordacht, dat zou Francine toch hebben moeten herkennen als theaterwetenschapper. En dat we als ID zoekende zijn lijkt mij logisch. Als je 50 jaar hetzelfde doet en er wordt van je gevraagd iets anders te gaan doen met hetzelfde uitgangspunt, dan kost dat tijd. De folkloristische veren waar naar wordt verwezen zijn we inderdaad ruimschoots aan het afschudden. Die zijn namelijk niet meer van deze tijd. Beetje bijblijven is het devies. En fluiten in het donker is prachtig.
Met haar zure reactie op de prachtige voorstelling van het Internationaal Danstheater bewijst Francine van der Wiel, dat ze moeite heeft met veranderen (zie haar laatste zin). Maar laat dat nou toevallig een van de meest wezenlijke kenmerken van ‘kunst-maken’ zijn. Pech gehad Francine, of gefrustreerd misschien?
Zelf was is jarenlang bij dit gezelschap betrokken als bestuurslid. De veranderingen waren een meer dan dwingende noodzaak.
Fluitend naar een nieuwe toekomst, die door moedige kunst ondernemers wordt gedragen.