De hel is backstage en Orpheus roept aan het eind dat hij gay is. Zo verloopt bij Opera Zuid de enscenering van Jacques Offenbachs Orphée aux Enfers (Orpheus in de Onderwereld), de opera die bij de eerste uitvoeringen in 1858 nog aangeduid werd als opéra bouffon en in een revisie uit 1874 werd omgedoopt tot opéra féerie. (meer…)
In Den Haag voltrekt zich een waar mirakel. Het jonge operagezelschap Opera2day strijkt als een rondreizend gezelschap neer en verrast, amuseert en ontroert, brengt het publiek letterlijk in aanraking met la troupe en maakt optimaal gebruik van de ruimte. Plaats van handeling: de Grote Kerk in Den Haag.
Regisseur Serge van Vessel liet zich inspireren door de rondtrekkende Franse troupes die ‘kaatsbanen en pikeurschuren, oftewel tennisbanen en maneges, gebruikten om hun bruisende theater- en operavoorstellingen te vertonen.’ En bruisend, dat is het.
Het begint zodra het publiek de kerk betreedt. Orkest en dansers maken zich los, de zangers warmen zich op. Er is geroezemoes, het lijkt chaotisch, alsof een jolige bende bezit heeft genomen van de ruimte. Je wordt voortdurend op de schouder getikt, ‘excusez-moi’, waarna weer een aria, duet of dans volgt. Waar gaat dit naartoe?
Ondertussen wordt slim naar het hoofdmenu toegewerkt. Want waar is Orphée? Die blijkt al een uurtje op een stellage te liggen slapen. Hij heeft geen zin in al die amuses, wil het serieuze werk, eindelijk het verhaal vertellen dat hen zelf overkwam. Zijn vader protesteert, maar na een liefdesduet en een trio dat Euridice bespot, geeft hij zich gewonnen en wordt het publiek uitgenodigd zich te verplaatsen naar de andere helft van de kerk, alwaar de bruiloft van de twee gelieven in een paradijselijke tuin zal plaatsvinden.
Zo’n verhuizing is vaak problematisch, maar hier is die overgang magisch. De kerk opent zich en de dansers geven het publiek champagne – op de eerste rij tijdens het feestgedruis nog eens bijgevuld ook – terwijl op een echte grasmat Charpentiers La descente d’Orphée aux enfers begint. Dat verhaal is bekend. Het feest, de slang, Euridice sterft, Orphée is gebroken.
Dan een pauze waarin blijkt dat deze troupe echt alles zelf doet. De grasmatten worden door de zangers omgedraaid om het dodenrijk te tonen. Zandwolken stuiven op. De dansers keren terug, ditmaal als hellehonden, er is vuur, het muzikale ensemble wordt gesplitst en de hele lengte van de kerk wordt benut. En wanneer de god van de onderwereld Pluton ten tonele verschijnt, klinkt als een donderslag opeens het grote orgel van de Grote Kerk. Ga daar nog maar eens overheen.
Opera2day doet het. Het grote mankement van Charpentiers kameropera is namelijk dat de opera als een nachtkaars dooft; zodra Orphée zelfs Pluton tot tranen toe heeft geroerd met zijn zang, mag hij Euridice meevoeren als hij maar niet omkijkt. Bij Opera2day kijkt Euridice, net als bij Gluck en Monteverdi wel om, sterft zij opnieuw en valt in de armen van de dansers. Wat volgt is ronduit adembenemend: aan de andere kant van de kerk zingt het ensemble ‘Nos esprits libres et contents’, door Vincent Dumestre gearrangeerd voor Le Poème Harmonique, ook al zo’n gezelschap dat verbluffende barokuitvoeringen brengt.
Ook Opera2day begint vanuit de authentieke uitvoeringspraktijk, maar is niet wars van modernere theatrale effecten en bespeelt de hele Grote Kerk, zonder dat het ook maar een moment een trucje wordt. Met hoofdrollen voor de zangers van Vox Luminis, de perfect op de voorstelling toegesneden dans van de Dutch Junior Dance Division en de ogenschijnlijk losjes dirigerende Hernán Schvartzman, verdient deze productie voorstellingen buiten de Hofstad.
Kerken genoeg in Nederland.
Foto: Studio Oostrum
Op 27 april had ook NRC een heel positieve kritiek.
Deze is de redactie van De Theaterkrant kennelijk ontgaan, want onder ‘elders’ is deze niet opgenomen.
Jammer want deze voorstelling verdient veel publiciteit.
Veel dank voor uw oplettendheid! De recensie uit NRC Handelsblad van 28 april is inmiddels aangehaald.