In We Free Kings maken De Jong en Opbrouck van taal muziek en van muziek taal****
Een veldslagje winnen is voor koning Henry V geen enkel probleem. Maar zit hij met een mooie dame te dineren, dan verandert hij in een stamelend hoopje mens dat onzeker aan het aanwezige glaswerk pulkt. Niets menselijks, kortom, is een koning vreemd.
Die thematiek is een van de rode draden in de marathonvoorstelling Kings of War van Toneelgroep Amsterdam. Net als eerder in Romeinse Tragedies plaatsten regisseur Ivo van Hove en zijn dramaturgenteam een aantal Shakespeare-tragedies thematisch achter elkaar. En ook nu weer lijkt dat een mooie greep.
In een ruimte die nog het meest op een ondergrondse bunker lijkt, zwaaien drie koningen respectievelijk de scepter: Henry V, Henry VI en Richard III. Maar de drie hadden niet meer van elkaar kunnen verschillen dan dag en nacht. Waar Henry V (Ramsey Nasr) een eerzuchtige soldaat is, is zijn zoon Henry VI (Eelco Smits) een ruggengraatloze huilebalk. Richard III (Hans Kesting) is, tja, gewoon Richard III: een machtswellustige intrigant.
Om de drie heen cirkelt een entourage van hovelingen, familieleden en adviseurs die ook altijd ergens een snood plannetje hebben lopen om aan de macht te komen of anderen van die macht af te houden. Om dat mechanisme inzichtelijk te maken creëerde scenograaf Jan Versweyveld achter de koningsbunker een labyrint van witte gangen – die de toeschouwer kan zien via een videoscherm – waarin gekonkeld, gemoord en samengezworen wordt, maar die geen uitgang kennen en dus altijd weer uitkomen in de bunker. Geweld, samenzwering en machtspolitiek, ze beginnen en eindigen altijd bij de spil van de macht: de koning. Maar als niets menselijks de koning vreemd is, zijn macht en het karakter van een koning nauw met elkaar verbonden.
Zo wordt Kings of War een interessante ontleding van het idee van macht en hoe dat samenhangt met de persoon die die macht uitoefent en het doel waarvoor die macht wordt gebruikt. Henry V heeft zijn zinnen gezet op Frankrijk. Uit eerzucht, zeker. Maar hij speelt volgens de regels van het spel: via diplomatie, verdragen en als het niet anders kan via geweld. Maar hij is niet te beroerd om zelf de loopgraven in te gaan – zij het incognito – en van zijn soldaten te horen hoe zij tegen de zaken aankijken.
Zijn zoon, Henry VI, weet zijn vaders politieke winst al snel te verkwanselen, omdat hij een huilerige kwezel is die geen keuzes kan maken. Eelco Smits speelt hem op het randje van de karikatuur, maar juist daardoor worden de intriges aan het hof begrijpelijk. Met zo’n softie aan het roer ontspint zich in de entourage al gauw een machtsstrijd met een coup als resultaat die Henry VI gelaten over zich heen laat komen.
In die chaos werkt zich al snel Richard III naar voren, die de logische laatste stap is in de degeneratie van de macht. Zien zijn voorgangers macht als een middel tot een doel, voor Richard is de macht zelf het doel. Voor hem is het een manier om zijn mismaakte zelf – met gehavend gezicht en hinkepoot – te compenseren. Omdat Richard, anders dan Henry V, macht niet verbindt aan de regels die daarbij horen, is voor hem alles geoorloofd. Maar daarmee is de macht hol en leeg geworden, omdat ze nergens voor wordt ingezet.
Hans Kesting speelt de neerwaartse spiraal van Richard III knap. Waar Richard in het begin nog met een kinderlijk plezier kan genieten van zijn nieuwe speeltje dat koningschap heet en neptelefoontjes pleegt naar Poetin en Obama, zo pijnlijk is zijn ontluistering als de verworven macht inderdaad een lege huls blijkt te zijn en hij overwonnen wordt door Henry VII die het gehele Engelse volk achter zich heeft staan.
Om deze thematiek uit te spinnen, neemt Ivo van Hove ruim de tijd. De voorstelling duurt vijf uur en dat is te lang. De voorstelling is bovendien nogal topzwaar: Richard III neemt het grootste deel van de tijd in beslag, terwijl dat voor de thematiek niet per se nodig is. Daar hadden nog wel wat intriges kunnen worden geschrapt.
Van Hove zet bovendien een hele batterij hulptroepen in: een dj, een blaasensemble en een klassieke zanger zorgen voor de muzikale omlijsting. Dat klinkt als een teveel aan muzikale mengelmoes, maar het werkt. De muziek juicht in vele kleuren de koningen toe, beklaagt ze, moedigt aan en zeurt als onuitgesproken, machtsgeile gedachten onder elke handeling.
Dat levert een mooie voorstelling op, maar de finesse zit in Kings of War in de details. Zo richt elke koning zijn bunker anders in: waar Henry V als alleenheerser slechts een tafeltje met telefoons nodig heeft, doet Henry VI het met een grote vergadertafel, waaraan het hele hof kan zitten. Het inlogscherm van Henry V’s computer toont een protserig logo, dat van Henry VI een bescheiden Windows XP-inlogvenstertje.
En Richard richt zijn bunker in als woonkamer met een grote spiegel: macht en persoon zijn immers hetzelfde. Maar terwijl zijn persoonlijkheid en zijn macht degenereren, wordt ook zijn bunker steeds leger. Tot hij alleen overblijft. Opgesloten in zijn bunker. Met alleen zijn gedachten en zijn getormenteerde geweten.
Foto: Jan Versweyveld