‘Hoe kan het nou racistisch zijn als ik het niet racistisch bedoelde?’, vraagt een jonge vrouw (Sophie Höppener) geïrriteerd als zij is beland in een Kafkaëske rechtszaak. Die is zij begonnen omdat zij het principieel oneens is met de ene euro die alle witte mensen in Nederland moeten betalen als symbolische erkenning van het feit dat er nog steeds racisme is. Het is het uitgangspunt van het intrigerende De witte kamer van Ada Ozdogan. (meer…)
Uit het donker doemt langzaam een bloemenveld op, een bos. Dat wandbeeld, een afbeelding van een schilderij van David Hockney, zal de hele voorstelling overheersen. Het glijdt van rood naar groen, van donker naar fel gekleurd. Dubbel is het natuurbeeld, want het wordt weerspiegeld in de wateroppervlakte op de vloer. Zoals ook de vrouw de man zal weerspiegelen in de vurig vlammende én ingetogen woorden over hun kortstondige liefdesrelatie. De man als oude man met herinneringen aan ‘de zoen van toen’. Eerst voert hij het woord, dan zij, vanuit het water, dan treffen beiden elkaar in stilte. Ze laten in hun weerspiegelingen een grootse indruk na.
TgM Lab is een initiatief van de nieuwe artistiek leiders van Toneelgroep Maastricht Servé Hermans en Michel Sluysmans. Daarmee willen ze jong theatertalent de kans geven om zich na hun opleiding ook te ontwikkelen als spelers die theater maken en als makers die spelen. In die zin grijpt het project terug naar de tijd toen Tg Maastricht nog Het Vervolg heette en het de bedoeling was afgestudeerden van toneelacademies de praktijk in te loodsen. Kamer en de man is de eerste productie uit het nieuwe Lab en is meteen een schot in de roos. De Belg Stijn Vervoort en de Nederlandse Eva Heijnen hebben onder begeleiding van de Belgische acteur/theatermaker Koen De Sutter (regie én vormgeving) een tekst van de veel te jong gestorven theatermaker Eric De Volder aangepakt, en die in een spelvorm gegoten die raakt.
Kamer en de man bestaat uit twee monologen. In de eerste vertelt de man zijn verhaal over de ontmoeting met de vrouw, in de tweede vertelt zij op het eerste zicht in dezelfde woorden haar versie. Heijnen, Vervoort en De Sutter hebben voor nog een derde persoon gekozen. Het is een oudere man die hetzelfde gekleed is als de jongeman en die af en toe zinnetjes nazegt of aangeeft. Zo komt het relaas van de man over als een blik in het verleden.
Het verhaal is meer dan een jongen-ontmoet-meisje-verhaal. Heel wat gevoelens, mijmeringen, verwachtingen en ongemakken worden geuit. De jongeman is dolverliefd maar ook onzeker, kwetsbaar. Die existentiële machteloosheid, die broosheid, zit in de taal, een mengeling van Vlaamse spreektaal en denktaal in een typische De Volder-stijl met afgebroken zinnen en woorden, met verdraaiingen en verplaatsingen van zinsdelen, woorden, zelfs letterklanken. En dat alles in een krachtig ritme. Stijn Vervoort weet daarmee zeer goed om te gaan; de ene keer luid roepend, dan weer fluisterend, ingetogen, relativerend, subtiel, steeds fragiel en teer. Hij sloft door het water, hakkelt in zijn taal, zweeft in zijn gevoelens, wankelt in zijn verhaal over ontmoeten, verlangen, genot, het genot van het zoenen, het willen wegvluchten in en uit een denkbeeldige kamer met twee ramen en een grijze deur. De oudere man zit op een stoel en volgt. Samen verdwijnen ze als schaduwen in het natuurbeeld.
Daarna komt de vrouw. Zij vertelt haar verhaal. Het klinkt hetzelfde als dat van de man, als een spiegelverhaal, maar langzaam komen haar eigen gevoelens naar de oppervlakte. Zij gaat er heftiger, exuberanter dan de man tegenaan. Ze lijkt haar eenzaamheid te willen verdrukken, maar dat lukt niet. Zij is even kwetsbaar als hij, maar zij toont dat meer lichamelijk. Zij glijdt door het water, danst, rilt, zweeft zelfs. Mooi is hoe de Nederlandse speelster de taal van De Volder met vele oer-Vlaamse woorden en zegswijzen naar haar hand kan zetten en toch de De Volder-stijl weet te bewaren. Door een Nederlands synoniem in te voegen of door een Vlaamse uitdrukking in een aangepaste tongval te gieten weet ze naturel te blijven in haar taal.
De existentiële fragiliteit zit zoals gezegd heel sterk in de uitgesproken taal, maar we zien haar ook verbeeld in de belichting van het achterdoek en in het water. De boomstammen en de bloemen van het schilderij van David Hockney veranderen steeds geleidelijk van licht- en kleurintensiteit, de rimpelingen van het water zie je ook op de zwarte zijwanden, de kleuren trillen in het donkere water, de ene keer compleet weerspiegelend, een andere keer absorbeert het water het licht. De lichtspelingen maken het beeld ongrijpbaar. En de innerlijke machteloosheid van de man en de vrouw wordt versterkt door het acrobatisch spel van de vrouw op de klanken van The unanswered question van Charles Ives. Een indringende slotscène blijft nazinderen.
Deze ‘laboratorium’-productie vormt een mooi nieuw begin van Toneelgroep Maastricht. Het is een juiste hommage aan het werk van Eric De Volder, het is knap integer werk van jong talent en van hun begeleiding.
Foto: Ben van Duin