Een vrouw, rug naar de zaal. Ze staart in de verte. Leegte om haar heen. Donkerslag. Een nieuw beeld: nu zit ze op de grond, ongedurig wiebelend. Ze wacht. Donkerslag. Ze wacht. Tijd verstrijkt. Donkerslag. Ze wacht. Uren, dagen, jaren, wacht ze. Of misschien maar een minuut. (meer…)
Haar vorige werk The truth about Kate was een hit in de kleine zaal, nu is het weer raak. Davy Pieters vertegenwoordigt een nieuwe generatie makers die theater op een zeer beeldende en fysieke manier weet te vertalen. In haar nieuwste voorstelling How did I die gaat ze nog een stap verder; haar reconstructie van een moord is een minutieuze choreografie.
Een vreemd, even wazig als hel licht schijnt over de witte vloer. Een meisje in jeans komt op en loopt rondjes over het toneel. Ze gaat liggen. Plots beweegt ze stuiptrekkend, dan ligt ze stil. Daarna herhaalt ze de handeling, maar dan in reverse. Een jongen, met lichte trui, gympen en een petje komt op. Ook hij loopt rondjes. De passen van het meisje en de jongen versnellen. Zij valt, hij grijpt haar bij de keel en wurgt haar. Het tafereel herhaalt zich in reverse. Even later verschijnt een vrouw in een rode jas met muts. Ze buigt zich over het lijk en verdwijnt weer. Intussen heeft de eerste blackdrop, een gordijn met een geprint bos, de moord een locatie gegeven. Als dit doek met bos verschijnt, doet How did I die even denken aan How will I disappear, een voorstelling waarin de Franse regisseuse Gisèle Vienne ook een moord in het bos reconstrueerde. In het bos van Vienne stonden levensechte bomen en vlogen echte vogels rond. Pieters voert de vogels ook op, maar dan via de geluidsband.
Drie personages worden in wissende constellaties in beeld gebracht. Steeds wordt de film teruggedraaid tot dat ene moment waarop de jongen het meisje wurgt. Maar tijdens de reconstructie wordt steeds onduidelijker wie slachtoffer is en wie dader. Blackdrops markeren verschillende ruimtes en met hun pruiken en achterwaartse loopjes zijn de acteurs soms net stripfiguurtjes. Razendknap hoe Pieters haar acteurs regisseert, alles draait immers om techniek en minutieuze herhaling van bewegingen. Soms breekt een personage even uit het stramien. En zo kan het dat Joey Schrauwen, net afgestudeerd aan de Toneelacademie Maastricht, zijn onhandige machoposes uitbouwt tot een virtuoze hiphopact. Nu en dan breekt Pieters het stille spel door een personage in het Engels te laten spreken. Die keuze versterkt de vervreemding.
Vooral de geluidsband, een waanzinnig knappe compositie van Jimi Zoet, leidt de kijker door de voorstelling. Zijn gelaagde cinematografische soundscape voedt het concept. Niet alleen met opzwepend drama en ritme maar ook met narratieve details als de sirene van een ambulance. Intussen deconstrueert Pieters haar reconstructie tot op het bot. Als een nauwgezet rechercheur trekt ze de feiten uit elkaar en manipuleert zo het uitgangspunt. Een slapende blijkt een dode en een speels gevecht loopt uit op een moordpartij. Vele wonderlijke transities passeren de revue in deze buitengewoon ambachtelijk regie, die geen waarheid kent. Petje af voor de acteurs, naast Schrauwen ook Klára Alexová en Indra Cauwels, die de pittige exercitie volbrachten.
How did I die, dat is Peter R. De Vries, maar dan anders. Subtiel. Smaakvol. Slim.
Foto: Anna van Kooij