In de zaal van de Münchner Kammerspiele golven wolken als de zee, goudgeel oplichtend. Middenin die wolkenmassa hangt een steriel, wit beeldscherm, als van een reusachtige iPad. Zo ziet regisseur Susanne Kennedy (1977) de wereld van Tsjechovs befaamde drie zusters uit het gelijknamige toneelstuk, voor het eerst opgevoerd in Moskou in 1901. (meer…)
Fegefeuer in Ingolstadt is de tweede regie van Susanne Kennedy bij de Müncher Kammerspiele. Het stuk ging vorige maand in première en werd goed ontvangen door de Duitse pers. Verstilde beelden in een uitgemeten decor, het is Kennedy ten voeten uit. Dit keer nog explicieter omdat elke scène wordt geïsoleerd door een black out en beeld en tekst uit elkaar worden getrokken door het gebruik van een geluidsband. Kennedy’s regies worden steeds geraffineerder en kruipen langzaam richting installatiekunst.
Ingolstadt, het provinciestadje waar de Duitse schrijfster Marieluise Fleißer opgroeide en stierf, ligt op een steenworp afstand van München. Fegefeuer in Ingolstadt is het eerste stuk dat ze schreef, in 1924. Het werd voor het eerst opgevoerd in 1926. Kennedy plaatst Fleißers eersteling niet zozeer in het kleinburgerlijke stadje, maar beperkt zich tot een grijze kamer met venster. De vloer loopt schuin omhoog, zijwanden lopen vernauwd toe. Op de achterwand prijkt een kleine crucifix. Regelmatig is zowel het heilig kruis als het raamkozijn verdubbeld door een projectie. De minimale beweging van de trillende projectie creëert spanning.
Een andere dramatische spanning, maar veel duidelijker, wordt gecreëerd door de opeenvolgende black outs die Kennedy gebruikt voor de wisselingen van haar beeldenreeks. Een lichtflits kondigt elke black-out aan, waarop een doordringend geluid volgt, dat waarschijnlijk het best geassocieerd kan worden met een enorme kortsluiting.
In Fegefeuer in Ingolstadt staan twee karakters centraal. De blonde Olga, gespeeld door Çigdem Teke, is zwanger. Wie goed kijkt ziet dat de buik van Olga zichtbaar op en neer beweegt. Wie de vader van haar kind is blijft in deze enscenering lang onduidelijk, maar beschermengel Roelle, de buurjongen, is het in elk geval niet. Het lange haar, zijn lichte en doorschijnend hemd en korte broek geven Roelle een frêle uitstraling. Het zijn vermoedelijk de onophoudelijke gebeden van zijn moeder die hem doen geloven dat hij een messias is. Brutaal geeft Kennedy deze moeder, die haar zoon onophoudelijk als een zuigeling voedt, het uiterlijk van de schrijfster zelf.
Kennedy’s Fegefeuer in Ingolstadt heeft veel weg van een familieopstelling. Kleding (Lotte Goos) en make up zijn uiterst zorgvuldig gestileerd. Olga’s donkerharige zus – zwarte mini-jurk en zwarte hoge lakschoenen met rood zooltje – is jaloers, zij heeft immers een oogje op Roelle. Olga’s vader – met het uiterlijk van een dominee – valt meerdere malen als gevolg van een epileptische aanval op de grond .Roelle neemt het op voor Olga, die zijn toenadering aanvankelijk accepteert, maar later afwijst als hij haar voor een zelfmoord behoedt.
Met een zekere onderkoeldheid toont Kennedy’s regie de brandende, innerlijke verscheurdheid van Fleißers personages. Ook de twee jongens, een komisch duo haast met hun korte broeken en witte coltruien, die Roelle zowel psychologisch als fysiek mishandelen blijken uiteindelijk een geheim mee te dragen.
Kennedy toont beeld na beeld droog als een fotografische reeks stills, waarin de ogen van Kennedy’s muze Çigdem Teke voortdurend rollen en spelers nauwelijks of uitgekiend bewegen. De gesproken tekst wordt volledig geplaybackt. Een enkele keer houden de lippen stil en wordt het patroon demonstratief verbroken. Veel heeft Kennedy niet nodig om de verhitte familiespanning vorm te geven. In de pauzes van de black outs wisselen de spelers van positie of worden een tafel en twee stoelen geruisloos in de ruimte geplaatst. Staande poses maken plaats voor zittende. Even komt Olga’s ijverige zus met een stofzuiger ten tonele in een poging om de kamer te reinigen. Het zijn beelden die blijven plakken op het netvlies.
Kennedy speelt bij voortduring met herhaling van teksten, zoals we dat ook uit haar Nederlandse voorstellingen kennen. Tegen het einde, tijdens de boetedoening van Roelle, doet ze dat zo dwingend dat het irritatie oproept en menige toeschouwer op zijn stoel begint te draaien. Het wordt allemaal ingelost in een geniale eindscène waarin het hele ensemble een ritueel gebed prevelt dat eindeloos wordt herhaald op steeds hogere toonhoogte. De scepsis in de zaal verdwijnt als sneeuw voor de zon, provocaties worden aanvaard. Even had Kennedy hier haar publiek in de tang, even was er dan ook een werkelijke kortsluiting met de zaal.
Foto: Julian Röder