Even uithijgen. De zes mannen van 155 hebben daarnet hun soort-van huisje-boompje-beestje decor opgebouwd en een paar aanstekelijke staaltjes breakdance getoond. Nu zitten ze in yogahoudingen te ademen, even tot zichzelf komen. Even weer controle krijgen. Eentje begint een toon te chanten, de anderen vallen in. En dan schuift ineens de vloer opzij. (meer…)
Ik heb het al eens vaker gezegd: beloftes in titels van voorstellingen zijn altijd gevaarlijk. Want wat als de beloftes niet worden ingewisseld? De heren van 155 – in samenwerking met DOX – doen er met hun ondertitel ‘De beste tot nu toe’ zelfs nog een schepje bovenop.
Toegegeven, het moet allemaal met een korreltje zout genomen worden. Een belofte als ‘De beste tot nu toe’ is een beetje het equivalent van een wasmiddelreclame, die elke keer belooft dat de nieuwe, ‘verbeterde formule’ toch echt weer beter is dan de vorige.
Maar goed, het uitgangspunt is dus groots. Groots qua teaser-trailer met allerhande natuur- en ander geweld (en een groot kloppend hart), groots qua openingsmuziek (Also sprach Zaratustra) en groots qua theater (een kleine zevenhonderd plaatsen in het Junushoff in Wageningen).
Met acht mannen op het toneel verwacht je ook een hoog energieniveau. En wat dat betreft stellen Thomas en Erik Bos en co niet teleur. Er wordt, zoals Erik Bos het zo treffend weet te omschrijven, wat ‘afgeratst’. Gelukkig nemen de heren zichzelf niet al te serieus. In hun blauw-roze-witte kruippakjes lijken sommige dansjes op een testosteron-editie van Nederland in beweging, uitgevoerd door Donald Duck. Hun enthousiasme, gekoppeld aan enkele originele vondsten, werkt aanstekelijk.
De videoprojectie op de complete achterwand (ook al een sterk gegeven in hun vorige stuk Ultranormaal) geeft extra commentaar: een schaduw leidt een eigen leven, een danser blijft als een windmolen salto’s draaien in de lucht, een ander slijt zijn benen af tot stompjes door zijn coole moves. Pièce de résistance is het middenstuk, waarin de dans steeds wilder en de beelden steeds dramatischer worden (alleen de filmfragmenten en het kloppende hart uit de trailer ontbreken, helaas). En dan hebben we het nog niet eens over de levensgrote eenhoorn/My Little Pony op het toneel gehad.
Dit moordende tempo kan natuurlijk niet volgehouden worden, en na de eerste dertig minuten gaat de snelheid van straaljager-door-geluidsbarrière plots terug naar schuifelen-achter-de-rollator. Qua muzikaliteit is dit stuk wel het interessants – loom freestylen de dansers een voor een op jazzmuziek – al duurt het wel te lang. In een kleinere, meer intieme zaal, zoals Theater Bellevue (21 & 22 april) of zaal 2 in Theater aan het Spui, komt deze scène waarschijnlijk beter tot zijn recht. Het gaspedaal wordt losgelaten en ook niet meer teruggevonden.
Ook mis je de rode draad die Ultranormaal, hoe microscopisch ook, wel had. Het feit dat de technicus op het toneel uiteindelijk ook een danser blijkt, is leuk gevonden maar wordt niet ver genoeg doorgevoerd. De dansers van 155 hebben een hoog aaibaarheidsgehalte, maar Episch is nog net iets te hoog gegrepen.
Foto: Marjolijn van Dijk