‘Ook gij, Brutus!’ Ehh nee, het is in dit geval niét Brutus die zijn dolk in het lichaam van Julius Caesar plant; hij durft op het laatste moment niet. In deze kolderieke mash-up van Romeinse tragedie, Griekse mythes en actualiteitensatire, neemt De Spelersfederatie wel vaker een loopje met de verwachtingen van het publiek. (meer…)
Het script van deze Baantjer in het theater is een verrukking. Nergens over de top, nergens buiten de grenzen van het genre of drammerig. Toch uitermate subtiel, gedoseerd en amusant. Het is een vakkundige pastiche op de bekendste Nederlandse politiedetective. Met enkele uitstapjes naar theatertechniek en naar de aanwezigen in de zaal. Het stuk kan nog decennialang door amateurs en professionals in theaters en op dorpspodia in het hele land gespeeld worden.
De karakters zijn clichés: een zangeresje dat met de verkeerde mannen aanpapt om hogerop te komen, een rücksichtsloze branieschopper, een bitcherige directrice, een oude, stiekem drinkende alcoholische technicus in stofjas. Ze worden vakkundig ingevuld. Vooral Miryanna van Reeden als de directrice met bril en knot weet met haar stiff-upperlipdictie te verrukken en de man-you-love-to-hate en tegelijk slachtoffer en lijk Tom Afman weet op duivelse wijze iedereen het bloed onder de nagels te halen. Leuk en goed is ook Sophie van Oers als toffe meid met het hart op haar tong. Haar karakter wordt nergens plat of zielig.
Peter Tuinman doet als De Cock zijn collega van de televisie vergeten. Zijn binnenkomst is een feest. Zijn zelfrelativeringen, zijn regenjas, zijn verzuchtingen en zijn telefoontjes met zijn zieke vrouw die thuis zit te wachten maken hem menselijk en kwetsbaar. Zijn misser op de première om zijn hoed zo op de kapstok te gooien dat die daar blijft hangen nog meer.
Zijn jongere collega Mike Weerts als Vledder heeft naast een beetje overmoed gelukkig genoeg geruststellende verantwoordelijkheid om de zaak nu toch werkelijk te gaan overnemen. De Cock, Vledder, samen met Commissaris Buitendam – een rol van zoon van en de tekstschrijver zelf Peter Römer – worstelen, spelen en botsen (zachtjes) in hun hiërarchische verhoudingen. In hun mannetjesputterij blijven ze gelukkig op tijd weer collega’s. En nergens brengt hun competentiestrijd de zoektocht naar de moordenaar echt in gevaar.
Het script is uitgebalanceerd. Een overzichtelijke groep mensen met een motief en zonder alibi die het in principe allemaal gedaan zouden kunnen hebben. Ieder krijgt zijn deel, zijn motief en de mogelijkheid zijn karakter te laten zien. Al te diepe psychologie blijft uit. Al te scherpe maatschappijkritiek ook. Al te moeilijke onderlinge verhoudingen zijn er ook niet. Moderniteiten zoals de drug ghb en computergestuurde decorstukken zijn sporadisch en worden met argwaan bekeken.
Het maakt niet uit whodunnit. De toeschouwer weet dat in principe ieder van de verdachten het gedaan kan hebben. Echt spannend is het alleen in het begin en als aan het eind in een flashback de werkelijke toedracht wordt getoond. Verder blijft het een gezelschapsspel. Meedoen is belangrijker dan winnen. Betweters zijn ongezellig.
Foto: Roy Beusker