De angst om te vallen kent iedereen: ga aan de rand van de afgrond staan, kijk de diepte in. De leegte voor je voeten fascineert en is angstwekkend. Met dit gegeven maakt Schweigman& in samenwerking met het rietblazerskwintet Calefax de voorstelling Val. Opnieuw een fysieke uitvoering op de grens van mime en dans, evenals het onovertroffen meesterwerk Wiek (2009); en later Zweep (2011) en Spiegel (2012). (meer…)
Sense of place, besef van plaats. Het is het thema van Oerol 2013. Theatermaker Boukje Schweigman had het bedacht kunnen hebben. Ze maakt al jaren voorstellingen, daartoe uitgenodigd door Oerol, waarbij fysieke beleving, desoriëntatie en overgave de kernbegrippen zijn.
Anders kijken naar de plek waar we zijn. Dreef, Walking, Wiek, Zweep en Spiegel (genomineerd voor de VSCD Mimeprijs 2013). Haar nieuwe voorstelling heeft alweer zo’n lekkere korte titel. Blaas. Blaas wat? Varkens-? -balg? -muziek? Het inblazen van leven, wellicht.
Er wordt ons een ‘spel met de ruimte om ons heen’ beloofd. Daartoe nemen we plaats op een lage tribune aan de korte kant van een lange boerenschuur. De schoenen zijn buiten gebleven, we dragen witte hoesjes over de sokken zoals in een operatiekamer of een crèche. De vloer is onder smetteloos wit folie verborgen. In het halfduister, ver aan de andere kant van deze ‘cleane’ ruimte: een witte massa. Een neergesmeten massa dekbedhoezen zonder dekbed, zoiets.
Maar schijn bedriegt, gelukkig maar. Er zit namelijk leven in deze massa. Eerst aarzelend, allengs onstuimiger. Soms zoveel leven dat de vorm het dak van de schuur raakt. Is het door luchtdruk van binnenuit? Of door een speler, of misschien wel twee op elkaar? Wie zal het zeggen, en wat doet het ertoe? Het levert in elk geval prachtige plaatjes op. Een vorm met karakter. Barbapapa in de polder. Rollend als een dobbelsteen, stuiterend en zelfs los komend van de grond nadert de witte vorm ons, streelt langs de gezichten van de mensen op de eerste rij, deinst dan weer terug naar de uiterste andere hoek als een geschrokken kind.
Maar het vertrouwen groeit en we worden vrienden, de witte vorm en wij. Tot onze nieuwe vriend wordt opgeslokt door een nog veel grotere dekbedhoes. Het blijkt het voorspel tot het tweede deel van de voorstelling. Boukje Schweigman wil ons laten nadenken over de vraag ‘waar ben ik?’, eerder dan ‘wie ben ik?’ Daar slaagt ze vooral dit tweede deel bijzonder goed in. Samen met vormgever Cocky Eek creëert ze een plek waar alle referentie aan het bekende wegvalt. We blijven weliswaar in die boerenschuur, maar zijn uitgenodigd om de tribune te verlaten en daar zitten we dan, een groepje mensen in een kringetje. Wie ze zijn doet er even niet toe, en waar we zijn? Tja.
Het zou jammer zijn om al te veel weg te geven over hoe we hier terechtkomen, maar om ons heen is het leeg en ruim. En wit. Er zijn geluiden, er is licht. Lieflijk wisselt met angstaanjagend. Dag met nacht. Misschien voelt een groep illegale vluchtelingen zich zo, weggestopt in de bak van een vrachtwagen, op weg naar het beloofde land, of een kind, gewiegd in de schoot van zijn moeder. Uiteindelijk voelen we de Terschellinger wind, is er licht aan het einde van de tunnel en komen we weer ter wereld. En staan we buiten, waar het groen van Terschelling groener oogt dan ooit, de lucht frisser en de koeien koeiiger. We mogen de schoenen weer aantrekken en fietsen terug naar West, met een glimlach om de lippen.
Foto: Jochem Jurgens
Barbapapa in de polder!!! Haha