Het is alsof we wachten op het begin van een rockconcert, vrijdagavond in het Arnhemse Theater aan de Rijn. We zitten niet, maar staan rond een verhoogd podium in het midden van het zaaltje, met daarop een blauwe schijnwerper, een rookmachine en een elektrische gitaar. De tribune is met zwarte gordijnen onzichtbaar gemaakt en in de hoek worden lp’s en T-shirts met ‘Hell Yeah’ erop verkocht. Punk van de Britse bands Idles en Shame klinkt uit de speakers. Je hoeft er alleen nog de geur van verschaald bier en sigaretten bij te denken om je voor te stellen dat je in een alternatief concertzaaltje staat. (meer…)
A brief history of hell gaat over het kwaad, maar het duurt even voordat dat duidelijk wordt. De voorstelling van het Vlaamse theatergezelschap Abattoir Fermé presenteert zich als een persiflage op de wereld van de hedendaagse kunst. Het laat vier stereotypen zien: de gewiekste handelaar, gespeeld door Kirsten Pieters; de kunstverzamelaar en -criticus, gespeeld door Chiel van Berkel; zijn society-minnende echtgenote, gespeeld door Hilde Segond von Blanchet; en tot slot de galerieassistent, een hipstermeisje dat ervan droomt alle films ter wereld te zien, gespeeld door Tinne van den Wyngaert.
De ontmoeting op een vernissage, de setting voor de hele voorstelling, begint met pretentieus gebabbel over de tentoongestelde kunstwerken (‘krachtig in zijn zijn!’) en euforisch geroep van kunstenaarsnamen. De verzamelaar belt op hoge toon met secretaresses terwijl zijn vrouw paradeert met haar designerschoenen. De handelaarster telt met uitgestreken gezicht bergen bankbiljetten neer terwijl ze haar conversatie waar mogelijk beperkt tot de woorden ‘uniek’ en ‘interessant’.
In eerste instantie lijkt de voorstelling een vermakelijke maar ietwat clichématige lachspiegeling van de hedendaagse kunstwereld. De aquariumachtige kunstwerken in het decor zijn duidelijke verwijzingen naar Damien Hirsts werk en de beschilderde gezichten van de spelers doen – misschien niet ontoevallig – denken aan de fotografieserie Art freaks (2011) van Olaf Breuning, die daarmee ook de kunstwereld op de hak nam.
Maar dan. Het begint met het geklaag over de ‘debilisatiemachine’ die de wereld in zijn greep heeft, zoals Segond von Blanchet dat zegt. Wanneer niemand naar haar bespiegelingen op de hedendaagse maatschappij luistert, ontvlamt haar betoog. In tranen onthult ze haar kinderwens, die met spot door haar echtgenoot wordt aangehoord. Wanneer ze vervolgens wegloopt, ziet de galerieassistent haar kans schoon financiering los te peuteren voor haar project alle films van de wereld te zien. ‘Kunst spreekt tot mijn binnenmens!’ schreeuwt ze in de opengesperde monden van haar medespelers. ‘Andere mensen gaan naar buiten, doen sociaal, maken kinderen, kopen huizen, maar ik kijk naar geprojecteerd licht op het scherm!’
Nu pas blijkt hoezeer de liefde voor kunst een perverterende werking heeft op alle karakters. Het gebabbel en de champagne veranderen hen in navelstarende gekken. Wilde de – inmiddels verwilderd uit de boze buitenwereld teruggekeerde – echtgenote eerst nog een kind, nu troost ze zich met het vieren van de verjaardag van haar lintworm. ‘Ik vind het verschrikkelijk, maar toch doe ik het!’ roept de galerieassistent over haar filmproject. Wat kunstliefhebberij leek te zijn, is in feite een ziekte. De vloek is compleet wanneer de dure kunstwerken modder en rook beginnen te spuiten. Er rest de vier niets anders dan zich aan elkaar vast te klampen. Verzandend in hetzelfde loze gebabbel als aan het begin, lurkend aan de champagne als schrale troost, hun fluorescerende schmink oplichtend in het donker, veranderen ze in schimmen van zichzelf.
Sartre had ongelijk, weet deze voorstelling ons te vertellen. De hel, dat zijn niet de anderen; de hel zijn we zelf. Met iets meer tempo was deze vertelling nog overtuigender geweest.
Foto: Stef Lernous
—
Kunstkritiekcollectief De Zendelingen maakte over A brief history of hell een aflevering van De Rechtzetting, waarin Stef Lernous van Abattoir Fermé voor de camera reageert op enkele persquotes uit recensies.