Het onderscheid tussen Amsterdamse basisinfrastructuur (A-Bis) en de rest veld moet worden opgeheven. Dat stelt de Amsterdamse Kunstraad voor aan de gemeente in zijn advies Voor de kunsten – voor de stad. ‘In een stad waar zoveel verschillende culturele instellingen in samenhang zorgen voor een aanbod dat alle inwoners bedient, is een ‘knip’ in het systeem waarbij een basis onderscheiden wordt van de rest geforceerd en schadelijk voor het veld.’ (meer…)
Meer afstand tussen politiek en culturele instellingen, meer samenwerking, minder regeldruk en een stedelijke basisinfrastructuur. Dat zijn de belangrijkste ingrediënten van de Contouren voor het Kunstenplan 2017-2020 die cultuurwethouder Kajsa Ollongren (D66) vandaag aan de gemeenteraad heeft gestuurd. De gemeenteraad moet zich bezig houden met de hoofdlijnen van het cultuurbeleid en niet met de toekenning van individuele subsidies aan theaters, gezelschappen en musea.
Daartoe wordt (naar landelijk voorbeeld) een basisinfrastructuur opgesteld van ‘essentiële cultuurinstellingen’. Alle andere instellingen moeten voortaan aankloppen bij het Amsterdamse Fonds voor de Kunst (AFK). Het cultuurbudget wordt vanaf 2017 met 7,6 miljoen euro verhoogd tot ruim 90 miljoen per jaar. Daarmee worden de bezuinigingen uit de vorige periode teruggedraaid.
Een van de voorwaarden voor instellingen in de basisinfrastructuur is dat ze meer dan nu moeten samenwerken. Ollongren ziet een rol als mentor of coach voor zich, waarin grote instellingen door samenvoeging van kantoorwerkzaamheden of samen producties te doen kleinere instellingen en jonge talenten ondersteunen.
Het AFK zegt in een eerste reactie blij te zijn met de uitgangspunten voor de nieuwe systematiek en ziet mogelijkheden om instellingen meer maatwerk en flexibiliteit te bieden. Directeur Clayde Menso: ‘Het AFK onderschrijft de richting die het college kiest inzake de wijzigingen, omdat flexibiliteit en verbinding de stad en de kunst ten goede komen. Ons uitgangspunt daarbij is dat culturele instellingen hun artistieke ambities optimaal kunnen realiseren, om zo hun waarde te vergroten voor het bijzondere kunstklimaat in de stad.’
De Amsterdamse Kunstraad, die tot nu toe besliste over alle meerjarige kunstsubsidies, is sceptisch, met name over de vierjarige regeling. ‘Alle deelnemers aan het Kunstenplan zijn nu zeker van hun subsidie voor een periode van vier jaar. Dat is een van de voordelen van het Amsterdamse stelsel. Wordt dit kind met het badwater weggegooid?’ vraagt voorzitter Gerard de Kleijn zich af.